1. Locatie: voor de inkom van de school
Paul van
Ostaijen - Marc groet ’s morgens de dingen
in ‘Verzamelde gedichten’ ( Prometheus, 1996)
Dag
ventje met de fiets op de vaas met de bloem
ploem
ploem
dag
stoel naast de tafel
dag
brood op de tafel
dag
visserke-vis met de pijp
en
dag
visserke-vis met de pet
pet
en pijp
van
het visserke-vis
goeiendag
Daa-ag
vis
dag
lieve vis
dag
klein visselijn mijn
Beschouwen:
Waar staan we? Waar gaat het gedicht over? Wat
vind je van dit gedicht?
Creëren:
Wie of wat wil jij allemaal groeten?
Maak per 2-3 een gedicht met als titel: “(jullie
namen) groeten ’s middags de dingen”
Materiaal: papier, pen
2. Locatie: bouwwerken aan de inkom van de school/kleutergang
Bart Moeyaert
- Huis 2
In ‘Jij en ik en alle andere kinderen, de
verzamelde verhalen en kindergedichten’ (Querido, 2013)
Als
een geheim zat in ons huis
een
ander huis verborgen.
Ik
wist het niet. Mij was dat
nooit
verteld. Onder ons dak
pasten
de muren die er waren.
Ik
had het me nooit anders
voorgesteld.
Totdat de grote
hamers
kwamen. De kamers
werden
leeggehaald en alle 34
hoeken
die ik als mijn broekzak
kende
veranderden van plek.
Ik
tekende een kaart omdat ik
niet
van dagenlang verdwalen
wilde
weten. Dat was een beetje
overdreven.
We leven nu al even
in
huis twee. Ons eerste huis
probeer
ik langzaam te vergeten.
Beschouwen:
Lees de eerste zin van het gedicht nog eens. Over
welk geheim gaat het? (een huis in een huis)
Wat is er gebeurd met het huis in het gedicht?
(Het is verbouwd: de buitenmuren bleven staan, maar de binnenmuren zijn
veranderd.)
Creëren:
Teken een plattegrond van je huis/appartement met
potlood. De buitenmuren teken je met stift.
Jullie mogen een verbouwing uitvoeren op jullie
kaart. Hou het werkblad tegen het
raam en draai het om. Zo zie je mooi de contouren
en muren van huis één en kun je binnen deze muren huis twee creëren. Je mag je
verbouwing wat gekker maken dan in werkelijkheid zou kunnen. (Indien er niet
genoeg tegenlicht is om de contouren te kunnen zien, kan de verbouwing over de
potloodtekening getekend worden met een gekleurd potlood.
Materiaal: wit A4-papier, stiften, gewone potloden, kleurpotloden
3. Locatie: speelplaats kleuters bij het speeltuig
Armand van
Assche - Er springen
In: ‘Soms kietelt het’ (Bakermat, 2002)
Er
springen vlugge katten in mijn vingers
en
die willen spelen.
Er
wemelen tintelingen in mijn tenen
en
die willen zwemmen.
Er
kruipen kriebels naar mijn wangen
en
die willen lachen.
Er
drijven dromen door mijn haren
en
die willen reizen.
Soms
vliegt er een stofje in mijn oog
en
dat wil wenen.
Maar
altijd zit er een vogeltje in mijn keel
en
dat wil zingen.
Beschouwen:
Waarover gaat het gedicht? (dingen die in een
lichaamsdeel zitten)
Wat zit er in zijn keel? (een vogeltje)
Creëren:
Stel dat jij een vogeltje in je keel had, hoe zou
dat dan klinken? LLN proberen allemaal een eigen (vogel)geluid te maken.
Maak nu per 3-4 een groepje en “componeer” een
liedje met jullie geluiden: ieder doen zijn eigen geluid. Je zingt om beurt of
samen een eigen ritme/liedje.
Materiaal: /
4. Locatie: turnzaal kleuters
Edward van de
Vendel - Staartdelingen
In ‘Betrap me’ (Querido, 1996)
Op
het klimrek kan ik
de
borstwaarts om,
maar
staartdelen
wil
me niet lukken.
Ik
durf aan de rekstok
de
molendraai, maar
juf
legt iets uit
en
ik duizel.
Vaak
krijg ik de sommen
niet
in mijn kop.
Soms
denk ik:
Nu!
De
Dodenzwaai!
Met
Afsprong!
en
ik steek mijn vinger op.
Beschouwen:
Waar staan we? Luister naar het gedicht. Wat wil
de dichter ons vertellen? Waarvoor gebruikt hij de turnoefeningen in het
gedicht?
Creëren:
Denk eens aan wat jij moeilijk vindt op school?
Iets van wiskunde of taal of een ander vak misschien? Denk nu eens aan je
hobby. Welke termen zijn er typisch in je hobby? Dingen die moeilijk zijn of
net tonen dat je risico neemt.
Probeer nu de moeilijkheid die je hebt op school
uit te drukken met iets uit je hobby.
De leerlingen maken een metafoor waarbij ze iets
moeilijks vergelijken met iets uit hun hobby. Vb. “spelling is net
hoogspringen, waarbij ik met volle inzet boven in de lucht plots vergeet wat ik
moet doen”, “Op de viool kan ik moeiteloos aan de hoge noten, maar voor rekenen
moet ik het bekopen.”, “Ik sla makkelijk op een pingpongbal, maar Frans is voor
mij meer een volleybal.”.
Materiaal: /
5. Locatie: WC’s op de grote speelplaats
Ted van
Lieshout - Het ergste is als ik…
In: ‘Hou van mij, bijna alle gedichten
1984-2009’ (Leopold, 2009)
Het
ergste is als ik wc-papier moet
halen
dat in de reclame is, want
dat
verkopen ze met vierentwintig
rollen
samen in doorzichtig plastic,
zodat
iedereen op straat ziet wat het
is
en denkt: nou zeg, dàt kind gaat
prinsheerlijk
zitten poepen! Terwijl
ik
nòòit zelf toiletpapier zou kopen
als
het niet van mama moest. Ik kijk
naar
de grond; ik kan toch niet tegen
iedereen
op straat roepen: ’t is voor
mijn
moeder! Het is voor mijn moeder!
Beschouwen:
Waarover gaat het gedicht? (Wc-papier kopen,
schaamte)
Hoe voelt de schrijver/verteller zich? (schaamt
zich)
Creëren:
Stel: je bent net in de winkel een groot pak gaan
halen waar je je voor schaamt (Wc-papier, maandverband, …) en je komt iemand
tegen waar je indruk op wil maken (je lief, een juf, je stoere vriend, …):
Hoe zou je je voelen?
Wat zou je doen?
Wat zou je (niet) zeggen?
Beeld uit!
Materiaal: /
6. Locatie: picknicktafels grote speelplaats
Speelkwartier
- Nicky Janssen, groep 7 BS De Driemaster, Alkmaar
In: ‘Mijn wereld onder woorden’ (Stichting
Kinderen en Poëzie, Uitgeverij Divers, 2006)
speelkwartier
bel
rinkelt
gillende
kinderen komen buiten
juffen
drinken gehaast
hun
koffie
jongens
voetballend
over
het plein
meiden
maken ruzie
bel
gaat weer af
les
begint
kraaien
zoeken
resten
schoolkoekjes
Beschouwen:
Waarover gaat het gedicht? (speeltijd)
Wat is er zo typisch aan speeltijd op de
speelplaats?
Creëren:
Maak per 2-3 een klein hoorspel van een situatie/verhaal
(maximaal 1 minuut) dat echt bij de speelplaats hoort. De anderen zitten
tijdens de uitvoering op de grond en luisterden met de ogen dicht.
Materiaal: Timer
7. Locatie: fietsenstalling
Ted van
Lieshout - De ochtend is nog grauw van mist en kou.
In: ‘rond vierkant vierkant rond, de
beeldsonnetten’ (Poëzie Leopold, 2015)
De
ochtend is nog grauw van mist en kou.
Mijn
fiets staat stil te slapen in de schuur.
Ik
moet naar school, ik trek hem aan het stuur
naar
buiten. ‘Ik ben al laat’, zeg ik, ‘kom nou!’
Hij
kreunt, mijn fiets. Hij rijdt zo vroeg niet graag.
Hij
zal wel moeten; school wacht niet op mij.
De
juf gelooft het zeker niet als wij
te
laat zijn door een luie fiets vandaag.
O,
ouwe trouwe fiets, ik help je wel op pad.
Ik
trap ons samen dapper door de stad
tot
aan het schoolgebouw dat staat
voorbij
het midden van de straat
waarheen
de fiets van Bas ook gaat
die
jij zo stil hebt liefgehad.
Beschouwen:
Wat valt er op aan de vorm van het gedicht? (het
rijmt, er zit een structuur in)
Dit gedicht noemen we een sonnet. Dit is een
gedicht dat aan een aantal regels moet voldoen:
* het moet rijmen
* het bestaat uit 14 regels: 4 regels - 4 regels - 3
regels - 3 regels
Creëren:
Van een sonnet naar een beeldsonnet is een kleine
stap: in plaats van woorden gebruik je beelden. Een beeldsonnet kan rijmen door
afbeeldingen te herhalen of doordat plaatjes gebruikt worden die op elkaar
lijken. (LK toont enkele voorbeelden)
Teken nu op basis van de rijmstructuur van het
gedicht dat ik net voorlas met stoepkrijt een beeldsonnet. Zorg dat de
structuur netjes blijft! Je werkt per
2-3.
Materiaal: boek ‘rond vierkant vierkant rond, de
beeldsonnetten’ van Ted van Lieshout (of afbeeldingen via Google), stoepkrijt in verschillende kleuren
8. Locatie: poort/hek speelplaats
Willen Wilmink
- Tegelliedje
In: ‘Verzamelde liedjes en gedichten’ (Prometheus,
2010)
Kom
ik uit mijn school vandaan
En
moet ik naar huis toe gaan,
Moet
ik tegels overslaan.
Eén,
drie, vijf en zeven,
En
dan moet ik ook nog even,
Eenmaal,
tweemaal,
Om
de lantaarnpaal.
Deze
tegel sla ik over,
En
op deze stap ik.
Vind
je mij een rare vogel ?
Ja,
meneer, dat snap ik !
't
Is een eigenaardig spel,
Dat
ik alle tegels tel,
Deze
niet en deze wel.
Drie,
vijf, zeven, negen,
Dan
kom ik een boompje tegen,
hink
ik op mijn linkerbeen,
om
dat boompje heen.
Deze
tegel sla ik over,
En
op deze stap ik.
Vind
je mij een rare vogel ?
Ja,
meneer, dat snap ik !
Tegels
tellen met je voet,
En
waarom je zoiets doet,
Dat
begrijp je zelf niet goed.
Zeven,
negen, ellef,
't
Gaat alhaast vanzellef.
't
Is een raar geval,
Moeder
! Dag ! Daar ben ik al !
Beschouwen:
Waarover gaat dit gedicht? Wat doet de
schrijver/verteller? (hij stapt alleen maar op bepaalde tegels)
Wie van jullie heeft dit ook al gedaan?
Wat is de titel? (Tegelliedje) Kunnen we dit dan
ook zingen? En kunnen we er op dansen?
Creëren:
Teken een rooster of hinkelpad op de speelplaats.
Bedenk per 2 een ‘dansje’ met pasjes en schrijf dat op vb linkervoet op 1,
rechtervoet op 3, spring met beide voeten op 4, rechtervoet op 2, linkervoet op
5.
Laat daarna iemand van een andere groep dit
uitproberen.
Extra uitdaging: maak er een dansje voor 2 van!
Materiaal: stoepkrijt, kladpapier, pen of potlood
9. Locatie: bezemkast of vuilniscontainers
Raf Missorten
- Assepoetster
In: ‘Een potje tijd’(Bakermat, 2007)
Ooit
eens werkte in een kroeg
Assepoetster
die nooit kloeg.
Poetsen,
schrobben, as opvegen.
Zo
had ze haar naam gekregen.
Naast
afwassen opdienen,
't
arme kind had al geen tijd,
nog
2 stiefzussen bedienen,
niemand
die haar job benijdt.
Op
een dag in het café
kwam
de prins op de teevee:
"Slechts
de snelste van het land,
wil
ik aan mijn rechterhand.
Als
ze de loopwedstrijd wint,
wordt
ze moeder van mijn kind."
De
2 zussen pakten in
voor
een nieuw en fris begin.
Assepoetster
mocht niet mee.
Zij
moet letten op 't café.
Tranen
vloeien, veel verdriet.
Niemand
die naar haar omziet.
Maar
's avonds laat daar in 't café
verschijnt
er plots een goede fee.
Die
tovert haar een trainingspak
en
echte schoenen in een zak:
"Doe
ze aan als je moet lopen,
voor
12 uur, zo mag ik hopen."
Assepoetster
liep echt snel
met
haar schoenen, weet je wel.
Maar
toen sloeg de klok 12 keer
en
daar was het noodlot weer.
Veters
gleden zomaar open.
Schoenen
wilden niet meer lopen.
Blootvoets
liep het meisje voort,
kwam
als eerste aan de koord.
Dan
verdween ze vliegensvlug,
snel
naar het cafeetje terug.
Prins,
die snapt er niets meer van:
"Wil
ze mij niet huwen dan?"
Dagen
later in 't café
had
prins de sportschoenen mee.
Grote
treurnis bij de zussen.
Zij
mochten de prins niet kussen.
Want
de prins begreep al gauw:
"Assepoetster
wordt mijn vrouw.
Niet
alleen passen de schoenen.
'k
Heb ook zin om haar te zoenen."
Assepoetster
werd prinses,
kreeg
al snel een kind of zes.
Had
z'er zeven, moet je weten,
zou
ze toch Sneeuwwitje heten.
Beschouwen:
Waarover gaat dit gedicht?
Welke sprookjes kennen jullie nog?
Hoe beginnen sprookjes meestal? (Er was eens…)
Hoe eindigen sprookjes meestal? (… en ze leefden nog
lang en gelukkig.)
Creëren:
Eigenlijk is sprookjes maken niet zo moeilijk, je
zal wel zien. Er zit altijd eenzelfde structuur in:
Er was eens … die …
Tot op een dag …
En toen …
Uiteindelijk …
en ze leefden nog lang en gelukkig.
Sta allemaal in een cirkel. De eerste begint met ‘Er
was eens…’ en vult aan. De volgende gaat verder met ‘die…’ en vult aan. De
derde gaat verder met ‘Tot op een dag…’ enz.
Om te helpen toon ik de woorden die aan de beurt
zijn.
Zorg dat het verhaal niet stilvalt! Je mag er iets
grappigs van maken, maar blijf netjes!
Materiaal: gekleurde stroken met
verbindingswoorden/zinnen.
10. Locatie: klaslokaal
Huiswerkmonstertje
- Lindsey Bilterlijst, groep 8 St. Jozefschool, Hengstdijk
In: ‘Mijn wereld onder woorden’ (Stichting
Kinderen en Poëzie, Uitgeverij Divers, 2006)
Hij
zit in je laatje van je bureau
in
je boeken in je schrift
hij
maakt fouten
schrijft
niet mooi
hij
heeft een eng gezicht.
Het
begint al op je kamer
je
doet je schrift open
oeps
dan
zit hij daar,
maar
nee, je kunt niet weg.
Je
zit tussen die
enge
huiswerkmonstertjes.
Je
moet het maken
je
moet het doen
het
overwinnen,
want
met
of zonder monstertje
je
moet er aan beginnen.
Beschouwen:
Waarover gaat dit gedicht? (huiswerk)
Hebben jullie daar ook soms last van?
Creëren:
Teken je eigen huiswerkmonstertje. Hoe ziet hij
eruit? Waar zit hij?
Materiaal: wit A4 papier, tekenpotloden, kleurpotloden
Bronnen: www.poezieweek.com/school/ en de muzofolio-blogs van enkele fijne medestudenten.
Bronnen: www.poezieweek.com/school/ en de muzofolio-blogs van enkele fijne medestudenten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten