1. Locatie: voor de inkom van de school
Erik van Os -
Moe moe
in ‘De dichter is een tovenaar’ ( Van Coillie, Averbode
, 2003)
Moe
moe
Moe
moe.
Ik
ben zo moe.
Ik
ben dood op.
op.
nog
trap
die
heel
ik
moet
nou
En
Moe
moe.
Ik
ben zo moe.
Ik
ben bek af.
Kwam
mijn
bed
de
trap
maar
af.
Beschouwen:
LLN zitten
onderaan de trap. LK draagt het gedicht voor terwijl hij/zij de trap op en af
loopt (zoals het gedicht het doet). De leerlingen krijgen de tekst ook vergroot
te zien.
Wat wil de dichter zeggen? Hij doet dat op een speciale
wijze, hoe? Wat merk je aan de 3de en regel van de twee blokjes die beginnen
met “moe moe”? (het laatste woord, op en af, geeft aan hoe de trap wordt
genomen.)
Creëren:
Wat wil de dichter benadrukken? (trap naar boven
en naar beneden)
Hoe doet hij dat? (woorden omhoog en omlaag
schrijven)
Hoe zou je dit doen als je geen schrijver maar een
zanger(es) was? (zingen)
Laat zien hoe je de trap opgaat (hoger zingen) en
af gaat (lager zingen)
LLN mogen dit uitvoeren met de zinnen “en nu moet
ik die trap nog op” en “Kwam mijn bed de trap maar af” terwijl ze de trap ook
oplopen en naar beneden komen.
Indien extra tijd: LK springt de trappen op en af
en de LLN verhogen en verlagen de toon (zingen telkens het woord “trap”).
Materiaal: vergroting gedicht
2. Locatie: bouwwerken aan de inkom van de school/kleutergang
Bart Moeyaert
- Huis 2
In ‘Jij en ik en alle andere kinderen, de
verzamelde verhalen en kindergedichten’ (Querido, 2013)
Als
een geheim zat in ons huis
een
ander huis verborgen.
Ik
wist het niet. Mij was dat
nooit
verteld. Onder ons dak
pasten
de muren die er waren.
Ik
had het me nooit anders
voorgesteld.
Totdat de grote
hamers
kwamen. De kamers
werden
leeggehaald en alle 34
hoeken
die ik als mijn broekzak
kende
veranderden van plek.
Ik
tekende een kaart omdat ik
niet
van dagenlang verdwalen
wilde
weten. Dat was een beetje
overdreven.
We leven nu al even
in
huis twee. Ons eerste huis
probeer
ik langzaam te vergeten.
Beschouwen:
Waarover gaat dit gedicht? (huis twee)
Is er dan ook een huis één?
Creëren:
Ik heb hier een aantal foto’s van huizen en
gebouwen. Kies een foto.
Hoe staat dit huis? Doe dit na!
Hoe zou dit gebouw bewegen? Beeld uit!
Hoe zou dit huis praten? Doe na!
Extra: laat de LLN als gebouwen een dialoog
spelen, zonder de eigenheid van hun gebouw te verliezen.
Materiaal: foto’s verschillende huizen en gebouwen
3. Locatie: turnzaal kleuters
Riet Wille -
Op naar de top
In: ‘Tikken tegen de maan’ (samengesteld door
Joke van Leeuwen, Ons Erfdeel, 2010)
ik
ik
ren
ik
ren rap
ik
ren rap naar
ik
ren rap naar de
ik
ren rap naar de top
ik
ren rap naar de top toe
ik
ren rap naar de top
ik
ren rap naar de
ik
ren rap naar
ik
ren rap
ik
ben
moe.
Beschouwen:
LK toont het gedicht. Hoe ziet het gedicht eruit?
Waarom heeft de dichter het zo opgeschreven? Dit noemen we een figuurgedicht,
een gedicht in een bepaalde vorm.
In het gedicht zijn er eigenlijk maar twee ‘echte’
zinnen. Welke twee? (‘ik ren rap naar de top toe’ en ‘ik ben moe’).
Wat is het verband tussen die twee zinnen?
(‘oorzaak - gevolg’)
Als ik die twee zinnen na elkaar zeg, wat valt er
dan op? (‘Ze rijmen.’)
Creëren:
Maak nu per groepje eerst samen een lange zin.
Wat zou het gevolg kunnen zijn?
Schrijf het gedicht op zoals dit gedicht van Riet
Wille.
Materiaal: vergroting gedicht, kladpapier, lijntjespapier, pen
of schrijfpotlood
4. Locatie: WC’s op de grote speelplaats
Hans Dorrestijn
- Poep- en piesmenuet
In: ‘Ik zoek een woord. 167 gedichten over taal om van A tot Z te verslinden’ (Querido, 2013)
Hé!
De woorden ‘poep’ en ‘pies’,
die
zijn niet netjes, die zijn vies.
Je
moet die woorden niet gebruiken,
anders
ga je d’r naar ruiken!
Nee,
de woorden ‘poep en ‘pies’
zijn
erg onnet en erg vies.
Kakkedrolleschijtepoep.
Hanepikkelullie.
Poepjanknor.
Zeg
rustig hardop ‘siep’ en ‘soep’,
maar
zeg nooit meer ‘pies’ en ‘poep’.
Want
hoe lollig ze ook klinken,
je
kan er best eens naar gaan stinken!
Nee,
de woorden ‘poep’ en ‘pies’
zijn
erg onnet en erg vies.
Kakkedrolleschijtepoep.
Hanepikkelullie.
Poepjanknor.
Beschouwen:
Waarover gaat het gedicht? (vieze woorden, poep en
pies, scheldwoorden)
Wat leert het gedicht ons? (dat we die niet mogen
zeggen)
Creëren:
Verzin zelf nieuwe woorden voor “poep” en “pies”.
Bedenk zelf een “net” scheldwoord.
Materiaal: /
5. Locatie: picknicktafels grote speelplaats
Koos Schuur -
Een kind tekent
In: ‘Mijn Signalen. Een keuze uit de gedichten.’
(De Bezige Bij, 1990)
koe
en paard kakelbont
en
een huis van karton
en
op de weg een hond
en
in de lucht een zon
(het
heeft de boom vergeten)
de
zon is geel, de hond is bruin
de
weg is wit – de witte weg –
en
helemaal rondom te tuin
tot
aan het huis een groene heg
(maar
‘t heeft de boom vergeten)
het
huis is rood, het dak is rood
en
uit de schoorsteen komt wat rook
waar
is de boom?
o sapperloot
nu
is de boom er ook.
Beschouwen:
Waarover gaat het gedicht? (kind dat tekent)
Wat is het probleem aan het begin van het gedicht?
Creëren:
Teken een boom. Kijk goed om je heen, zie het
verschil tussen de bomen, de blaadjes, de takken.
Materiaal: wit A4 papier, tekenpotloden, kleurpotloden
6. Locatie: fietsenstalling
Eva Gerlach -
Achterstevoren
In: ‘Al mijn later is met jou’ Querido, 2005)
A.
Mijn
vriendinnetje en ik haalden onze fietsen
uit
de schuur en we fietsten achtruit weg.
Na
een poosje had mijn vriendinnetje kletsnatte kleren,
Kroos
in haar haar, ineens stapt ze zo met haar fiets
de
sloot in, het water ging dicht,
toen
uit een fontein die inkromp
spoot
ze met wielen en al op het droge en reed doodgewoon
achterstevoren
naar school. Het gekke was, al die
tijd
liepen de wijzers van mijn horloge linksom!
B.
Het
struif klom langs het fornuis omhoog naar het ei
dat
ik in mijn hand hield. Vanzelf
ging
het ei dicht.
Beschouwen:
Waarover gaat dit gedicht? (fietstocht,
achterstevoren, terug in de tijd)
Creëren:
Denk na over een dagelijkse handeling.
Doe deze nu achterstevoren.
Extra: zeg ook een zin of woord erbij, achterstevoren!
Materiaal: /
7. Locatie: poort/hek speelplaats
Christian
Morgen stern (vert. Wim Hofman) - Het lattenhek
In: ‘Al mijn later is met jou’ Querido, 2005)
Er
was eens een mooi lattenhek
Met
tussenruimten, niet zo gek.
Een
architect die dit hek zag staan
is
op een dag aan de slag gegaan.
Hij
nam de tussenruimten mee
en
bouwde daarvan een huis aan zee.
En
dus stond ons arme hek daar maar
met
latten zonder iets ertussen, raar
om
te zien, en akelig en gemeen.
Het
Parlement kwam dan ook bijeen.
De
architect was toen al weggegaan,
Naar
Af- of misschien Opganistan.!
Beschouwen:
Waarover gaat dit gedicht? Wat is er gebeurd? Kan
dat?
Creëren:
Maak zelf een tekening. Knip er reepjes uit alsof
er een hek voorstaat. Plak de overblijvende reepjes opnieuw op een blad papier.
Materiaal: wit A4 papier, tekenpotloden, kleurpotloden, scharen,
lijmstiften
8. Locatie: weerkast grote speelplaats
Jan ’t Lam -
Je gezicht
In ‘Voel je wat ik voel?’ (samengesteld
door Jan Van Coillie, Davidsfonds, 2009)
Je
gezicht
is
je eigen weerbericht
als
je in de spiegel kijkt
kun
je je eigen bui zien hangen.
Beschouwen:
Waarover gaat dit gedicht? Klopt dit? Kan je je eigen bui zien hangen?
Creëren:
LLN oefenden in het 'tonen van buien' in het
vensterglas. Ze kiezen hun 'beste bui'
laten daarvan een foto maken. Op een
bijhorend blad schrijft elke leerling welke bui bij het gefotografeerde gezicht
hoort.
Materiaal: digitaal fototoestel, kladblad, pen
9. Locatie: secretariaat
Ivo de Wijs -
Stempels
In ‘Het opperhoofd ’ (Zwijssen, 2001)
Jos
Vandenbroeke
in
Waterloo
heeft
twintig stempels
op
zijn bureau.
Een
stempel met ‘fout’
en
een stempel met ‘goed’.
Een
stempel met ‘morgen’
en
eentje met ‘spoed’.
Een
met ‘bewaren’
en
een met ‘betalen’
en eentje met ‘twee pakjes paperclips halen’.
Eentje
met ‘stempelen’.
Eentje
met ‘zoeken’
en
een met ‘de groeten van Jos Vandenbroeke’.
Beschouwen:
Welke stempels heeft Jos Vandenbroeke? (fout,
goed, morgen, spoed, bewaren, betalen, twee pakjes paperclips halen, stempelen,
zoeken, de groeten van Jos Vandenbroeke)
Wie gebruikt er nog stempels? (juf, gemeentehuis,
politie, directeur, secretariaat, …)
Waarvoor gebruik je stempels? (om niet telkens
hetzelfde te moeten schrijven/tekenen, omdat het leuk is, om mee te knutselen, …)
Creëren:
Ontwerp je eigen stempel met iets dat je vaak
zegt, schrijft of tekent. Teken deze op het blad papier. Vergeet niet: een
stempel werkt in spiegelbeeld!
LLN tekenen een ontwerp in spiegelbeeld.
Materiaal: wit papier A6, schrijfpotloden, eventueel
stempels om principe te laten zien (secretariaat, juf)
10. Locatie: klaslokaal
Bart Moeyaert
- De dingen denken
In ‘Jij en ik en alle andere kinderen, de
verzamelde verhalen en kindergedichten’ (Querido, 2013)
de
klok is laat, het licht is groen, de bel doet ring.
wat
moet ik van de dingen denken, want de dingen
denken,
denk ik. soms zijn ze schoon zoals de vaat
of
mijn paar handen en mijn broertjes kamer maar
als
bijvoorbeeld oma komt dan noemt ze iets geweldig
nee
reusachtig mooi, zelfs als het niet gewassen is
of
pasgeschilderd, of boordevol is als de wereld of
de
plek onder mijn bed. vanbinnen in mijn hoofd
gaat
het zo zingen, want wat willen de dingen?.
Beschouwen:
Waarover gaat dit gedicht? Wat denkt de schrijver?
(dat dingen denken)
Wat vraagt hij zich af? (wat de dingen willen)
Creëren:
Herlees de laatste zin: “vanbinnen in mijn hoofd gaat
het zo zingen, want wat willen de dingen?”
Kijk naar de dingen in de klas en kies in
gedachten 1 voorwerp uit:
·
wat wil elk
ding = 1 woord
·
hoe
klinkt/zingt dat voorwerp? = 1 geluid/toon met woord
LLN componeren onder begeleiding van LK samen een
lied met de gekozen geluiden/voorwerpen.
Materiaal: /
Geen opmerkingen:
Een reactie posten